Wrattenzwijnen

Het wrattenzwijn dankt zijn naam aan de kraakbenige wratachtige uitgroeisels die aan beide kanten van de kop uitsteken.

De functie van de wratten is niet met zekerheid bekend. Eén verklaring zou kunnen zijn dat ze gebruikt worden als wapen of verdediging tegen andere wrattenzwijnen. De wratten kunnen de ogen beschermen als de wrattenzwijnen met elkaar vechten.

Wrattenzwijnen rennen echter liever weg van een roofdier dan dat ze ermee vechten. Ze staan er echter wel om bekend dat ze hun familie onverschrokken verdedigen.

De dieren blijven bij elkaar in familiegroepen die bestaan uit vrouwtjes met jongen. Mannetjes kunnen samenkomen in vrijgezellengroepen, maar leven verder alleen en zoeken alleen vrouwtjes om mee te paren.
Het wrattenzwijn baart zijn jongen meestal in een hol.

Het wrattenzwijn heeft een slecht gezichtsvermogen, maar een goed reukvermogen en een scherp gehoor. Hij kan 50 kilometer per uur rennen en zijn staart, die tot 45 centimeter lang kan zijn, wordt rechtop gehouden als hij rent. Wrattenzwijnen hebben geen zweetklieren en rollen daarom in de modder om koel te blijven.

Het dier is meestal overdag actief, maar kan soms ook 's nachts foerageren.

  • Oorsprongsgebied: De open savannes van Afrika ten zuiden van de Sahara
  • Populatie: Niet bedreigd
  • Gewicht: 60-120kg
  • Schouderhoogte: 75 centimeter
  • Lichaamslengte: 120-150 centimeter
  • Geslachtsrijpheid: Vanaf de leeftijd van 18 maanden
  • Dracht: 171-175 dagen
  • Aantal welpen: Meestal 3-4 welpen
  • Voedsel: Voornamelijk gras en kruiden, maar ook knollen, uien, paddenstoelen en insecten
  • Levensverwachting: In gevangenschap 12-18 jaar. Levensverwachting in het wild is onbekend
  • Latijnse naam: Phacochoerus africanus